Mensbeeld achter sol

Terug naar achtergronden  

 Mensbeeld achter speels en onderzoekend leren

Homo Ludens (de spelende mens)

 

Spel is eigen aan de mens. De spelende mens is van alle tijden en van alle leeftijden. Daar waar spel Mensbeeld achter sol 1naar de achtergrond wordt gedrongen en ernst de boventoon voert, ontbreekt een wezenlijk element van ons bestaan en is het maar een saaie boel. Dat geldt ook voor het onderwijs. Gelukkig zijn leerlingen en studenten vaak meesters als het gaat om speels en ludiek gedrag als tegenwicht tegen ernst. Daar kunnen leraren en docenten van profiteren bij het onderwijs dat ze geven. En bovendien kunnen ze hun onderwijs natuurlijk zelf ook speelser en ludieker maken. Het spelaspect zorgt dan bovendien voor een verbindende schakel tussen school en dagelijks leven.
Bij ontwikkelingsgericht onderwijs en Jenaplanonderwijs heeft spel een centrale plaats, ondersteund door onderzoek op wetenschappelijk niveau. Daaraan zijn respectievelijk de namen van Vygotskij en Petersen verbonden. Aan hen wordt kort aandacht besteed, evenals aan Johan Huizinga die in een sociaal-culturele studie het mensbeeld van de Homo Ludens heeft uitgewerkt. De meeste aandacht gaat echter uit naar het werk van Bert van Oers die de Homo Ludens en (ontwikkelingsgericht) onderwijs tot elkaar heeft gebracht.

Huizinga, Vygotskij en Petersen

Waarschijnlijk het meest fundamenteel is de spelende-mens-visie uitgewerkt door de Nederlandse cultuurhistoricus Johan Huizinga (1872 – 1945). Spel is volgens hem een belangrijk vormgevend element van de cultuur en omvat vanuit zijn visie “behendigheids-, kracht-, vernuft- en kansspelen, op- en uitvoeringen” (1, blz. 43). Daaronder vallen ook opvoeringen met een religieus karakter. Huizinga’s visie kwam tot stand in de eerste helft van de twintigste eeuw. Hoewel hij internationaal in publicaties over opvoeding en onderwijs vaak geciteerd wordt, heeft zijn visie voor zover ik weet geen dominante rol gespeeld bij onderwijs-ontwikkeling.

Dat is wel gebeurt met het theoretisch gedachtengoed van de Russische psycholoog-onderwijskundige Lev Vygotskij (1896-1934). In de tweede helft van de twintigste eeuw is internationaal de belangstelling voor zijn werk sterk gegroeid, ook in Nederland. Dat werk wordt gezien als een belangrijke, zo niet de belangrijkste inspiratiebron voor ontwikkelingsgericht onderwijs. Bij dat onderwijs vormt spel een belangrijke basis (2). Een gezamenlijk kenmerk van de visie van Huizinga en de visie achter ontwikkelingsgericht onderwijs is de nadruk bij spel op vrijwilligheid en vrijheid (3, par.2.1 en 1, blz. 11 ev.). Daarbij is evenwel niet sprake van vrijblijvendheid, integendeel!

De zone van naaste ontwikkeling: bringing the future into the present.

De toekomstgerichtheid is ongetwijfeld ook een van Vygotskij’s uitgangspunten geweest. Het door hem ingevoerde begrip van de zone van naaste ontwikkeling heeft precies die functie, namelijk om bespreekbaar te maken wat voor elke leerling in het directe verschiet ligt, gezien de verworvenheden die deze leerling op een bepaald moment te zien geeft. De grootste verdienste van Vygotskij is mijns inziens dat hij de ontwikkelingsmogelijkheden van leerlingen en opvoeders niet geïndividualiseerd heeft tot een persoonlijke eigenschap waar je meer of minder van kunt hebben (zoals talent) en die je maar moet zien te verwezenlijken. Nee, voor Vygotskij lag het ontwikkelingspotentieel niet primair in het individu, maar juist in de capaciteiten van de sociale omgeving om met deze leerlingen stappen te maken die hen in hun persoonsontwikkeling vooruit brengen en hun culturele identiteit versterken en die hen zodoende beter in staat stellen om zelfstandig en kritisch te gaan deelnemen aan sociaal-culturele activiteiten. Ontwikkelingspotentieel is dus afhankelijk van onze eigen opvoedingskwaliteiten! Het is de volwassene die in deze interactie vaak de mogelijkheden vervult die de kinderen zelf nog niet kunnen, die een afbeelding zijn van wat de leerlingen wellicht in de toekomst zullen beheersen (weliswaar in hun eigen versies). Juist hierom heeft Michael Cole (1997) de rol van de volwassene in de zone van naaste ontwikkeling treffend getypeerd met zijn uitdrukking ‘bringing the future into the present’. ………………………………
Bron: Bert van Oers (9, blz. 6-7).

Voor spel in het onderwijs is ook het praktisch/theoretische werk van de Duitse pedagoog/onderwijskundige Peter Petersen (1884-1952) van belang. Hij is de peetvader van het jenaplanonderwijs. Ook wat Petersen betreft, is in Nederland de belangstelling voor zijn werk pas na 1950 op gang gekomen. Binnen het jenaplanonderwijs worden vier hoofdtypen pedagogische situaties of basisactiviteiten onderscheiden, namelijk gesprek, viering, werk en spel. Spel wordt daarbij niet opgevat als activiteit die aan ‘echt werken’ vooraf gaat. “Ook door spel wordt geleerd, cognitief, sociaal, emotioneel, motorisch” (4, blz. 43).

Wereldoriëntatie is bij Jenaplanonderwijs het belangrijkste vormingsgebied. Daarbinnen zijn de leerlingen ontdekkend en onderzoekend bezig.

Verhouding theorie-praktijk-onderzoek

Reeds is opgemerkt, dat het pedagogisch onderzoek een integrerend onderdeel uitmaakt van de drieëenheid theorie, praktijk en onderzoek, die door Petersen werd gepraktiseerd. Ook is gememoreerd, dat onderwijs in zijn opvatting ondergeschikt is aan opvoeding. En hij hanteert daarbij het antropologisch uitgangspunt, dat alle vragen over opvoeding beginnen met vragen over de mens: Hoe zijn mensen, hier en nu? Wat streven zij na? Hoe existeren zij? Vanuit deze grondhouding stelt hij zich ook als pedagogisch denker en vormgever vragen als: Hoe werken kinderen? Hoe onderscheidt zich dat van volwassenen? Welke samenlevingsvormen ontwikkelen ze, als ze daaraan zelf vorm mogen geven? Hoe is hun arbeidsritme? Waarin zijn ze geïnteresseerd? enz. Volgens Petersen vermag de denker daarop geen antwoord te geven. Je kunt het alleen waarnemen door er naar te kijken.
Bron: (8, blz. 135).

Bert van Oers

AchtergrondenBert van Oers is bijzonder hoogleraar Cultuurhistorische Onderwijspedagogiek aan de Vrije Universiteit en is het theoretische geweten van ontwikkelingsgericht onderwijs (OGO). In zijn werk, dat stoelt op het wetenschappelijk gedachtengoed van Vygotskij, laat hij zich inspireren door het mensbeeld van de Homo Ludens. Interessant voor het onderwijs is dat hij probeert om onderwijs aan jongere en aan oudere kinderen onder een noemer te brengen. Hij heeft daarvoor een format ontwikkeld waarin zowel plaats is voor de leidende activiteiten voor jongere kinderen (spel) als voor de leidende activiteiten voor oudere kinderen (onderzoek).

Een maatgevend maar pittig essay van van Oers in dit verband is ‘Rehabilitatie van de Homo Ludens?’ (5). Toegankelijker publicaties van hem met betrekking tot OGO treft men met name aan in het tijdschrift Zone, tijdschrift voor Ontwikkelingsgericht Onderwijs. Bij de literatuur is een interessant artikel daaruit opgenomen (6).

 

Relevantie voor speels en onderzoekend leren

Homo Ludens: vruchtbaar en bindend.
Speels en onderzoekend leren (sol) kent naast OGO en Jenaplanonderwijs nog andere ‘broedplaatsen’. Zie daarvoor het betreffende onderdeel van Speleon. Bij sol wordt uitgegaan van de gedachte dat het mensbeeld van Huizinga een vruchtbaar fundament is van èn een bindende factor voor al het onderwijs dat uit de broedplaatsen tevoorschijn komt. Zo onderstreept van Oers bijvoorbeeld het belang van het beeld van de spelende mens voor het ontwikkelingsgerichte curriculum (5, blz. 39).

Format voor activiteiten, waarbij spel en onderzoek in elkaar overgaan.
Speels en onderzoekend leren heeft zich laten inspireren door het activiteitenformat van van Oers en hanteert voor de sol-activiteiten een format van vier kenmerken dat grote overlap vertoont met het zijne. Zie daarvoor het onderdeel kenmerken van activiteiten. De kenmerken van het format gelden zowel voor activiteiten die als spel bestempeld worden als voor activiteiten met het stempel van onderzoek.

Spel als ontmoeting en een hechte relatie tussen spel en cultuur.
Onder invloed van Homo Ludens, OGO en Jenaplan zijn bij speels en onderzoekend leren twee aspecten komen bovendrijven die voor onderwijs en opleiding van belang zijn. Op de eerste plaats kan spel gezien worden als ontmoeting. Op de tweede plaats is er sprake van een hechte relatie tussen spel & onderzoek en cultuur. Voor pabostudenten is in dit verband vooral interessant dat spel voor hen een prachtige ingang is om kinderen te ontmoeten, te leren kennen en te helpen zich verder te ontwikkelen.
Bert van Oers heeft een mooi artikel geschreven waarin deze twee aspecten naar voren komen (7). Alhoewel het artikel geschreven is in verband met de vroegkinderlijke opvoeding, is de boodschap die erin verpakt zit zeker ook van belang voor opvoeding van en onderwijs aan oudere kinderen. Die boodschap houdt in dat spel, in de sfeer van Huizinga, een belangrijke bijdrage kan leveren aan culturele vooruitgang.

 

Literatuur:

1)    Huizinga, J. (1940). Homo Ludens. Proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur. Tjeenk Willink: Haarlem.
2)    Janssen-Vos, Frea (2008). Basisontwikkeling, voor peuters en de onderbouw. Van Gorcum: Assen.
3)    Janssen–Vos (2004). Spel en ontwikkeling. Van Gorcum: Assen.
4)    Boes, Ad (1990). Jenaplan, historie en actualiteit. CPS: Hoevelaken.
5)    Oers, Bert van (2005). Rehabilitatie van de Homo Ludens? In: Dwarsdenken. Essays over ontwikkelingsgericht
       onderwijs. Van Gorcum: Assen.
6)    Oers, Bert van & MIBO-werkgroep (2008). Onderzoekend en betekenisvol leren in midden- en bovenbouw. Zone: 7(3),
       4-7.
7)    Oers, Bert van (januari, 2003). Het spel en de knikkers. De wereld van het jonge kind: 30(5), 139-142.
8)    Mathijssen, M. (1975). Peter Petersen. In: Meer, Q. v.d. & H. Bergman (red.) 1975, Onderwijskundigen van de
       twintigste eeuw
. Intermediair/Wolters-Noordhoff: Amsterdam/Groningen.
9)    Oers, Bert van (2005). Tekens van de toekomst. In: Dwarsdenken. Essays over ontwikkelingsgericht onderwijs. Van
       Gorcum: Assen.